A. Toepassingsgebied en procedure
Artikel 1394/20 van het gerechtelijk wetboek bepaalt dat een gerechtsdeurwaarder, op verzoek van een advocaat, elke onbetwiste en opeisbare geldschuld kan invorderen tegen een persoon die is ingeschreven in de KBO en die de overeenkomst heeft gesloten in het kader van zijn beroepsactiviteiten. De toeslagen op de schuld zijn beperkt tot 10% van de hoofdsom van de schuld (interesten en strafbedingen).
Vooraleer tot invordering over te gaan betekent de gerechtsdeurwaarder aan de schuldenaar een aanmaning tot betalen met een afschrift van de bewijsstukken, een duidelijke beschrijving van de verbintenis waaruit de schuld is ontstaan en een verantwoording van al de bedragen die van de schuldenaar geëist worden. Een wachttijd van één maand te rekenen vanaf de zending is van toepassing.
Als de schuldenaar de schuld betwist, dan eindigt de invordering via deurwaarder en dient een gerechtelijke procedure ingevoerd te worden.
Volgens artikel 1394/24, in het geval dat er geen reactie/betaling komt vanwege de tegenpartij of dat er geen akkoord wordt gevonden voor wat betreft de betalingsfaciliteiten, stelt de deurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting op en het wordt uitvoerbaar verklaard door een magistraat. De schuldenaar beschikt over een verhaal om de uitvoering van het PV op te schorten. Het gerechtelijk wetboek voorziet in geen enkele termijn om dat verhaal uit te oefenen.
In geval van betaling is de schuld uitgedoofd en de schuldeiser mag niet meer vervolgen voor het overschot.
B. Problematiek
B.1 Verplichting om de procedure van administratieve invordering in te stellen bij een onbetwiste schuld?
Sommige rechtspraken zijn van mening dat wanneer de schuld en de omvang ervan niet betwist worden, de schuldeiser de procedure van administratieve invordering die ter zijn beschikking is gesteld moet instellen en de zaak niet onmiddellijk voor de bevoegde Rechtbank mag brengen.
Die rechtspraak is van mening dat de administratieve procedure bedoeld is om de invorderingskosten te beperken, evenals het aantal dossiers dat aan de rechtbanken van koophandel worden voorgelegd. Er hoeven bijgevolg geen dossiers meer voor de rechter gebracht te worden wanneer de schuldeiser weet dat de schuld niet betwist wordt en waarvan de invordering hierdoor perfect op administratieve wijze kan verdergezet worden (Rechtbank Koophandel Oudenaarde, 16/09/2016, R.G. A/16/02664 niet gepubliceerd). Bijgevolg veroordelen de rechtbanken de schuldenaren tot de betaling van de schuld maar ze veroordelen de schuldeisers tot de proceskosten en meer bijzonder tot de rechtsplegingsvergoeding.
B.2 Reactie van de Balies
De Balies van de ordes van advocaten hebben adviezen opgesteld waarin ze stellen dat de ingevoerde administratieve procedure een alternatief is voor de gerechtelijke procedure maar dat ze in geen geval een verplichting kan zijn die voorafgaat aan de invoering van de gerechtelijke procedure.
Verscheidene argumenten worden door de ordes ontwikkeld om hun standpunt te rechtvaardigen.
De voornaamste argumenten zijn de volgende (niet-limitatieve lijst):
- Artikel 735 van het gerechtelijk wetboek werd niet gewijzigd en bepaalt dat « Behoudens akkoord van de partijen zal het geding op grond van de voor de korte debatten voorziene procedure worden behandeld in de volgende gevallen: – e invordering van de niet betwiste schuldvorderingen (…)».
- In het wetsontwerp dat de administratieve procedure instelt, was voorzien dat die procedure verplicht zou zijn, maar dat artikel werd verwijderd.
- Er is geen verplichting om de weg te kiezen die de laagste bijkomende kosten voor de schuldenaar zal veroorzaken aangezien de procedures niet voor dezelfde instantie plaatsvinden en niet hetzelfde resultaat hebben.
- Het feit dat de schuldeiser het volledige verschuldigd bedrag wil terugkrijgen, en dat hij de toeslagen niet tot 10% van de hoofdsom wil beperken, kan geen fout vormen die de veroordeling tot de proceskosten zou verantwoorden. Dit zou strijdig zijn met het algemeen wetsprincipe van de ‘overeenkomst-wet’ dat gehuldigd wordt in artikel 1134 van het burgerlijk wetboek.
- Al de vonnissen die over dat onderwerp werden uitgesproken, werden bij verstek uitgesproken. Aangezien de administratieve procedure niet van openbare orde is, miskennen de uitgesproken vonnissen het nieuwe artikel 806 van het gerechtelijk wetboek. Dat artikel bepaalt dat bij verstekvonnis, het verzoek wordt ingewilligd behalve als het strijdig is met de openbare orde.
* * *
Verscheiden argumenten laten toe om te stellen dat de procedure van administratieve invordering een alternatief is voor de bestaande gerechtelijke procedure maar dat ze deze niet verdringt. De administratieve procedure kan niet beschouwd worden als een verplichting die voorafgaat aan de inleiding van een gerechtelijke procedure op straffe van miskennis van verscheidene wettelijke bepalingen.
Er zal moeten nagekeken worden of de rechtspraak van de hoven en rechtbanken die deze problematiek zullen onderzoeken, zich in dezelfde zin zullen uitspreken.
Marie-Céline Zenner, jurist FIDUCRE (lid ABR-BVI)