De ABR-BVI laakt de praktijken van deurwaarders voor het innen van vorderingen.
Vandaag verscheen er in HLN opnieuw een artikel over de wanpraktijken die sommige deurwaarders toepassen om zich zelf te verrijken ten koste van schuldenaar.
In tegenstelling met de minnelijke incasso, zoals door de leden van de BVI-ABR toegepast, gaan deurwaarders kosten aanrekenen voor elke stap of handeling die ze doen. Dit heeft als gevolg dat de schuld toeneemt en enkel het eigenbelang en geldgewin van de deurwaarder primeert.
Bij minnelijke invordering door een incassokantoor kan het incassobedrijf geen bijkomende kosten aanrekenen en is het de schuldeiser die de kosten vergoed. Dit is een belangrijk verschil gezien incassokantoren er alle belang bij hebben om in de minnelijke fase met de schuldenaar tot een akkoord te komen teneinde de schulden op een verantwoorde manier te innen zonder de vordering nodeloos te gaan verhogen. Deurwaarders echter hebben weinig belang om een minnelijke oplossing na te streven gezien hun verdienmodel ligt in de gerechtelijke inning waar ze voor elke handeling de schuldenaar laten opdraaien en eerst zichzelf betalen vooraleer de schuldeiser het te innen bedrag ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat de schuldenaar eigenlijk betaalt om de deurwaarder te vergoeden en niet om zijn schuld af te lossen.
Als ABR-BVI blijven we ijveren voor de schuldafbouw door mensgericht op een ethisch verantwoorde manier met de schuldenaar tot oplossingen te komen zonder deze dieper in de schulden te steken. We ijveren om de minnelijke periode van invordering op minimaal 180 dagen in de wetgeving vast te leggen teneinde het aantal nodeloos opgestarte gerechtelijke procedures te verminderen. Gedurende deze minnelijke invorderingsperiode zouden enkel de erkende incassokantoren de procedure dienen uit te voeren wat een garantie zou geven om geen nodeloze ophoging van kosten aan de schuldenaar aan te rekenen.